Op verzoek haalt Tijme uit Winde wat jeugdherinneringen op

Tijme Ensing uit Winde is 72 jaar geleden in Bunne geboren in Roemzicht, de boerderij aan de Burchtweg 9. Hij ging 1 jaar naar de oude school, in 1954 naar de nieuwe school, Burchtweg 3. In Vries ging hij naar de HBS. Huh, was er in Vries een HBS? Jaaah, de “Harm Boerema School”, de lagere boeren landbouw school. Daarna ging je thuis aan het werk. In Bunne was iedereen boer (op de mensen van de melkfabriek na: de machinist, de botermaker, de directeur en de mulder). Het waren allemaal kleine boerderijtjes met hier en daar wat akkertjes, met koren, groente en aardappelen, ook in Winde. Dat noemde men toen in het rapport voor de ruilverkaveling “versnippering van grondgebruik”. “Van de geringe veestapel was rundvee het belangrijkste. Varkens en pluimvee waren van ondergeschikte betekenis. Ook de mechanisatie zoals trekkers en grasmaaimachines was gering”, aldus het rapport. De kleine boeren en loonwerkers waren aangesloten bij de landbouwvereniging de Boermarke, waar men landbouwmachines kon lenen.

Aan de hand van het aantal personen op de boerderij, rooide je met de hand aardappels, twee rijen per man. Waren er twee mannen dan rooide je 4 rijen, met drie man 6. En dat elke dag weer, om maar even aan te geven hoe groot de percelen waren. Na het rooien werden de aardappels in een gat gegooid, afgedekt met stro met daarop weer grond. Afhankelijk van de vraag in de markt bleven ze daar een tijdje in opslag tot ze verkocht werden.

In die tijd waren er niet zo veel aardappelkopers. Er was één in Zuidlaren en één in Baflo. Voor 100 kilo aardappels kreeg je 11½ cent. Je maakte ze klaar voor transport.

Eerst gingen ze over een schokker, met gaten op maat waar de aardappels door vielen, 28, 35, 45, 55 mm, de heel dikke gingen mee voor patat. Dat ging allemaal met de hand, waarbij de boeren elkaar hielpen. Wanneer de kopers niet tevreden waren kreeg je ze zomaar weer en moest je proberen ze weer opnieuw van de hand te doen.

Voor de aardappels die als veevoer dienden kwam de aardappelstomer uit Donderen. Eerst schepten we de aardappels vanaf de wagen in twee meter hoge tonnen. Die werden dichtgedraaid met een deksel en dan werd er door een slang stoom in geblazen. Het was wel veevoer, maar wij aten ook een gestoomd aardappeltje, schilletje er even aftrekken en dan zo opeten, lekker.

Voor de jeugd was er niks te beleven, je moest wat zoeken. We gingen fietscrossen in het wiedegat, daar zat zo’n tipje bos in. Langs het gat groeven we met een schep een pad waar we dan overheen crosten. Omdat het gewone fietsen waren ging menig fiets kapot.

Op zondagsmiddag gingen we naar Kamps, een kruidenier naast de ijsbaan, die ging alleen voor 5 jongens open. Daar kochten we een zak doppinda’s en anderhalf liter “exota’s champagnepils”, dat was gewoon gazeuse. Daar zaten we wat tegenaan te kauwen en als het op was gingen we weer naar binnen en kochten een zak tumtum. Voor de winkel stond een zuil met een pamflet van het “Max Wil theater”. Dat was een bioscoop in Paterswolde, als daar een mooie film was gingen we daar op zondagmiddag ook wel eens heen. Elke week een andere film, als we dachten: Hier is niks aan, dan kochten we weer een fles limonade en een zak pinda’s.

Met Sinterklaas zette je thuis een bord op voor de schoorsteenmantel. Zoals ze nu doen met een schoen. Op 5 december gingen we in de kamer zitten waar we nooit zaten. De kachel voor de schoorsteenmantel werd weggehaald en mijn moeder, mijn zusje en ik zaten naast elkaar. Behalve mijn vader, die zat stijf naast de schoorsteenmantel en zo in enen kwam het cadeau uit de schoorsteen zakken. Ik geloofde nog in Sinterklaas en durfde niet zo goed, maar dan zeiden mijn moeder en zus: “Nou pak dan, straks is ie weer weg”. Mijn vader had een garenklossie in de schoorsteenmantel aan een spijker gehangen met een touwtje daaroverheen en trok er stiekem aan. Zo kwam het cadeau naar beneden. Dat vond ik altijd hartstikke spannend.

Televisie was er mijn kindertijd niet. Bij de familie Popken aan de Burchtweg gingen we voor een dubbeltje naar Pipo de Clown kijken. Dat waren de enige in het dorp die televisie hadden. Ook was er maar één familie met een telefoon, dat was Groenwold. Als je wilde bellen dan moest je daar heen.

Omdat er geen winkels in het dorp waren, kwam er de ‘man met pak’, dat was een man uit Zeyen, die kwam met de fiets met voorop een rek met twee heel dikke koffers. Dan gingen de koffers open en dan zag je truien en vesten en nylon gordijnen, bustehouders, sokken en broeken en noem maar op. Hij kwam één keer in de maand, dat was spannend. Uit Groningen kwam een heer Pool met pak, en de heer en mevrouw Meyer kwamen met een auto, dat was heel wat. Bimold kwam met scharen en messen, Merkering uit Eelde had een bakfiets tot aan de kop toe vol met allerlei. Witte, blauwe, groene, smalle, ronde, platte veters en zo .Hij had ook snoefsies (parfum), hij blies de flesjes open zodat je het kon ruiken. Ook had hij brillen, daar kon je volgens hem de luizen op Martinitoren mee zien. Hij had overal een verhaal bij. De vrouw van de oude ijzerboer liep met borstels en wasknijpers in een rieten korf op haar arm. Uit Eelde/Paterswolde kwam een man op een bakfiets met vlees wat vooraf besteld was.

En dat allemaal zonder koeling, dat zou tegenwoordig niet meer kunnen. Toen Kamps de winkel sloot, kwam van der Broek met een volkswagenbus met niks der in, behalve een bestelboekje. Dat boekje vulde je in en dan haalde hij het de volgende week weer op en dan kwam hij daarna de boodschappen brengen. Niks online bestellen, en binnen 24 uur levering.

Ja, en vroeger had je huisslachtingen. De slachter kwam bij je thuis om de koeien en de varkens te slachten. Van te voren ging je in Vries naar de mulderfabriek, even roggemeel halen om bloedworsten te maken. De vrouwen wasten de darmen schoon en maakten dan de worsten.

Toen ik ouder was ging ik elke zaterdag met vrienden naar een danszaal in Vries of Norg. We gingen wel eens stiekem naar de blootjes kieken op de camping. Maar als er een open dag was dan gingen we niet hè. Néé, daar ga je niet heen. Ik heb wel met Jan Buring caravans met een trekker op de camping gezet. Dan liepen de mensen daar ook naakt, behalve de man die het hek moest open maken, die had wel kleren aan. Apart ja. Er was helemaal niks te beleven voor de jeugd.

Met je 18de werd je opgeroepen voor militaire dienst. Maar in Groningen woonde een man die voor 1000 gulden uitstel bij defensie voor je aanvroeg. Dan kreeg je een ‘verklaring voor buitengewoon dienstplicht’. Mijn vader kocht die man om want hij kon mij niet missen op de boerderij. En als je buitengewoon dienstplichtig was kwam je bij de BB (‘Bescherming Bevolking). Daarvoor moest je twee avonden in de maand naar een bunker in Assen waar je les kreeg. Als je niet kwam opdagen kwamen ze je thuis halen. Je kreeg twee lessen op een avond en daar beurde je 1,50 gulden voor. Je leerde er hoe je mensen moest beschermen als er weer een oorlog uit zou breken. Dan kreeg je een grijs pak en als je werd bevorderd kreeg je daar een of twee strepen op. Tijme werd bevorderd tot ‘motor-ordonnans’, hij had geen motor maar een solex.