Een interview met het bestuur. Over heden, toekomst en verleden

Op de Neisputter website willen we ook graag verhalen verzamelen over mensen, activiteiten of organisaties in BWB. Verhalen die minder “vluchtig” zijn dan de  vele voorbijkomende berichten in de waan van de dag.

Dit is een verslag van een gesprek over de Boermarke in BWB. Op een mooie zomeravond praat een afvaardiging van het bestuur van de Boermarke, Kars Bolhuis en Herman Maneschijn, met een afvaardiging van de redactie van de Neisputter, Eelco Hidskes en Lieuwe Boskma. Op een terras in Winde, waar de koffie al snel opgevolgd werd door wat biertjes en hapjes. Enkele gespreksnotities:


Schets uit de jaren ’60, de kindertijd van Kars en Herman
Het “voorgeslacht” van zowel Kars als Herman blijkt niet uit BWB te komen. Kars zijn vader trok in 1953 naar Winde, eerst als huurboer van de familie Struik. Toen hij de boerderij begon kreeg hij van zijn vader één koe mee, als “start”.  In 1960 kon hij de boerderij kopen. Kars zijn moeder kwam van Vries. Herman zijn wortels liggen in Overijssel, in de omgeving van Holten/Bathmen. Daar waren geen uitbreidingsmogelijkheden. In 1983 kwamen zijn ouders naar Bunnerveen, dat toen net ontgonnen was. En dat ze daar een bedrijf konden beginnen was best bijzonder omdat Bunnerveen vooral door boeren uit Bunne en Winde ingevuld werd.In de jaren ’60 had praktisch iedereen in BWB vee, er waren toen nauwelijks “burgers” (grapje: “heerlijk, een verademing”) . Rond 1963 was de Boermarke beheerder van de vele zandwegen en van een paar gemeenschappelijke gronden. De Boermarke verdiende van oudsher haar geld met de verhuur van jachtrechten. Gezamenlijk materieel speelde nog nauwelijks een rol. Het notulenboeken geeft een prachtig beeld vanaf 1962, met discussies over jachtrechten, leningen, vergoedingen. Iedereen met tenminste 1 hectare grond kon lid worden. In 1964 komt er wat meer materieel, een kunstmeststrooier en een rol. Vanaf zo ongeveer 1970 werden veel boeren uitgesaneerd en trad schaalvergroting op.

Nog veel vroeger
Uit het prachtige oude kasboek valt op te maken wat de Boermarke in de periode vanaf ca 1920 deed, dus maar liefst over bijna 100 jaar BWB. Het uitgavenpatroon in het oude kasboek werd gedomineerd door “vertering” op de vele vergaderingen, gevolgd door vergoedingen voor vlak maken van de wegen. Zo kreeg bijvoorbeeld J. Hommes op 28 oktober 1922  6 hele guldens voor 2 hele dagen werken aan de straat. Er werd vaak vergaderd, dit gaf een sociale structuur.
En “ooit” had Winde een eigen Boermarke, maar wanneer dat was, was ons nu onduidelijk.  Er zijn overigens allerlei boeken over de geschiedenis van de Boermarkes (vanaf ca 1400).
De beide boeken van BWB lijken voldoende stof te geven voor een studieproject !  Wie ? Profielwerkstuk ?

En wat later
Een anekdote die van de heren beslist in dit verslag moet staan is de volgende:  in 1978 was BWB vrijwel volledig ingesneeuwd. Via de Boermarke is alles “in eigen beheer” uitgegraven. En de Boermarke regelde dat met een trekker brood voor velen gehaald kon worden bij de bakker in Peize. We waren trots op onze Boermarke.
Het belang van de gemeenschappelijke gronden veranderde. Een deel van wat eerst waardevol was werd soms lastig. Geleidelijk aan zijn wegen overgedaan aan de gemeente, waarmee dat onderhoud verviel.  Een aantal gemeenschappelijke gronden zijn verkocht. Resten van gronden zijn uitgeruild en uiteindelijk bij elkaar geveegd zodat BWB weer een ijsbaan kon krijgen.
Er kwam meer materieel. Een greppelfrees, een Cambridgerol, een schuif, een messenbalk, een diepwoeler, een taludmaaier.  Dit uitlenen werd de hoofdtaak. De firma Kroeze uit Bunne had met haar landbouw mechanisatie bedrijf een grote rol in het onderhoud van het materieel.

Toekomst ?
Kars en Herman zien de rol van de Boermarke verder afnemen. De grote boeren hebben steeds grotere trekkers waar het relatief kleine materieel van de Boermarke niet meer bij past. Ook wordt op het land meer gebruik gemaakt van loonwerkers met eigen materieel. Op de vraag of er wel eens nagedacht is over uitbouw richting koop/verhuur van kleiner materieel voor tuinen en hobbyboeren wordt bevestigend geantwoord. Ja, daar is over nagedacht, maar we beginnen er niet aan. Zoiets geeft een heleboel werk en gedoe met beschadigingen en onderhoud, we zien daarin geen rol voor de Boermarke.
Wat richting de toekomst ook een rol lijkt te spelen is dat steeds meer inwoners bezwaar maken tegen de plezierjacht. Het lijkt waarschijnlijk dat het jachtveld verder versnipperd waarmee de inkomsten afnemen.
Moeten we concluderen dat de Boermarke in BWB langzaam aan het krimpen of zelfs verdwijnen is ?  Dat zou kunnen, of wellicht kan het op een laag pitje doorgaan en dat is ook goed. In BWB zijn veel gelegenheden voor de sociale contacten, die zullen niet verloren gaan als de rol van de Boermarke klein wordt. Het is goed zo ….

Historisch Perspectief (door redactie toegevoegd)

Drenthe onderscheidt zich van andere provincies door haar geïsoleerde ligging en lage bevolkingsdichtheid. Deze eigenschappen zijn van grote invloed geweest op de geschiedenis en de cultuur van het gebied.

 Jarenlang heeft het Drenthe toebehoord aan de bisschop van Utrecht. De Drenten moesten weinig hebben van het centraal gezag in Utrecht. Drenthe was een buitengebied en geen gewest waar voor een landsheer veel aan te verdienen viel. Veel bemoeienis was er dan ook niet. Hoewel deze beperkte bemoeienis wel een klein vrouwenklooster “Het Huys van Bunne” van de Duitse Ridders in Bunne heeft opgeleverd.  In deze periode was Drenthe vooral een verzameling van zelfstandige, zelfvoorzienende dorpsgemeenschappen die slechts bij hoge uitzondering elkaars medewerking zochten. 

Rond de middeleeuwen ontstond het buurschap als gemeenschapsvorm. Deze kleine bestuurlijke eenheid werd gekenmerkt door een grote autonomie. De buurschap bestuurde en beheerde het gemeenschappelijke agrarische grondgebied. De stemgerechtigde leden van de buurschap kondigden besluiten en voorschriften af zonder goedkeuring van derden.  Later, we spreken nu over eind middeleeuwen, verschoof het accent meer naar de marke en werden ook de onverdeelde, meest woeste gronden betrokken in het bestuur. De marke betekent een door stenen of andere merktekens omgeven gebied. Dit betekende het ontstaan van  de “boermarke”. 

Begin 1400 was het gewest Drenthe onderverdeeld in zes dingspillen (gebied waar recht gesproken werd), waaronder het dingspil Noordenveld met als hoofdstad Vries, Het dingspil Noordenveld bestond uit vijf kerspelen (kerkgemeentes). Een kerkgemeente was weer onderverdeeld in boermarken, waarvan de boermarke Bunne/Winde er één was.  

Boermarken waren machtig en speelden naast de adel en de geestelijkheid een belangrijke rol bij het besturen van het gebied. De boermarke bepaalde de leefregels binnen de gemeenschap, bepaalde de gemeenschappelijke verplichtingen en ging over het gezamenlijk gebruik van heide- en veengronden, gezamenlijk gebruik van werktuigen en de toekenning van jachtrechten. 

Bunne en Winde maakten onderdeel uit van één boermarke.  Begin 1900 heeft er een splitsing plaatsgevonden en zijn er aparte boermarken ontstaan. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de beide boermarken weer samengevoegd.